Ontdek 50 meditaties van Pasen tot Pinksteren

Houd u ver van afgoderij en demonen

Rik Nuytten

1 Ko 10:14-22

Houd u dus ver, geliefden, van afgoderij. Ik spreek tot verstandige mensen: vorm uw eigen oordeel over wat ik ga zeggen. De beker van de zegening, die wij zegenen, geeft ons gemeenschap met het bloed van Christus. En het brood dat wij breken, geeft ons gemeenschap met het lichaam van Christus. Omdat het één brood is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allemaal hebben wij deel aan het ene brood. Kijk ook naar het Joodse volk: zij die de offers nuttigen, hebben bij hen immers deel aan het altaar. Ik zeg niet dat offervlees iets bijzonders is, of dat een afgod iets te betekenen heeft. Maar wel dat de heidenen offers opdragen aan demonen en niet aan God; en ik wil niet dat u gemeenschap aangaat met de demonen. U kunt niet uit de beker van de Heer drinken én uit de beker van de demonen; u kunt niet deelhebben aan de tafel van de Heer én aan de tafel van de demonen. Of willen wij de Heer uitdagen? Zijn wij soms sterker dan Hij?

 Un seul corps

 

Alles mag?

Anton-Marie Milh

1 Ko 10:23-33

‘Alles is geoorloofd.’ Ja, maar niet alles is heilzaam. ‘Alles mág.’ Ja, maar niet alles is opbouwend. Laat niemand zijn eigen voordeel zoeken maar dat van anderen. Alles wat in de vleeshal wordt verkocht mag u eten, zonder uit gewetensbezwaar navraag te doen. 26 Want aan de Heer behoort de aarde en al wat zij bevat. Wanneer een ongelovige u uitnodigt en u besluit te gaan, eet dan gerust alles wat u wordt voorgezet, zonder uit gewetensbezwaar navraag te doen. Maar als iemand u zegt: ‘Dit is aan de goden gewijd vlees’, eet er dan niet van, ter wille van degene die u er opmerkzaam op maakte, en omwille van het geweten. Ik bedoel nu niet uw eigen geweten, maar dat van die ander. Want waarom zou ik mijn vrijheid onderwerpen aan het oordeel van andermans geweten? Als ik onder dankzegging iets gebruik, hoe kan iets waarvoor ik God dank zeg mij dan worden kwalijk genomen? Of u dus eet of drinkt, of wat dan ook doet, doe alles tot eer van God. Geef geen aanstoot, noch aan Joden noch aan Grieken noch aan Gods kerk. Ook ik tracht allen zoveel mogelijk ter wille te zijn, en zoek niet mijn eigen voordeel, maar dat van anderen, opdat allen gered worden.

 Cas de conscience(s)

 

Hoofd- en bijzaken

Michael-Dominique Magielse

1 Ko 11:1-16

Wees mijn navolgers, zoals ik het ben van Christus. Ik vind het prijzenswaardig dat u bij alles aan mij blijft denken, en dat u zich houdt aan de overleveringen die ik u heb doorgegeven. Maar ik verzoek u wel te bedenken dat Christus het hoofd is van iedere man, maar de man het hoofd van de vrouw, en God het hoofd van Christus. Een man die onder het bidden of profeteren het hoofd bedekt houdt, doet zijn hoofd schande aan. Een vrouw daarentegen brengt schande over haar hoofd wanneer zij blootshoofds bidt of profeteert; ik vind dat even erg als wanneer haar hoofd kaalgeschoren was. Als een vrouw geen sluier hoeft te dragen, kan ze net zo goed haar haar laten afknippen. Maar als het voor haar een schande is om kortgeknipt of kaalgeschoren te zijn, laat haar dan wel een sluier dragen. Een man hoeft zijn hoofd niet te bedekken, want hij is het beeld van Gods glorie, maar de vrouw is de glorie van haar man. De man komt niet voort uit de vrouw, maar de vrouw uit de man; ook is de man niet geschapen omwille van de vrouw, maar de vrouw omwille van de man. Daarom moet de vrouw een teken van gezag op het hoofd dragen, omwille van de engelen. Overigens kan in de Heer de vrouw niet buiten de man, en de man niet buiten de vrouw: zoals de vrouw uit de man voortkomt, zo is de man er door de vrouw, en alles is uit God. Zeg nu zelf: is het passend dat een vrouw met onbedekt hoofd tot God bidt? Leert de natuur zelf u niet dat het voor een man een schande is het haar lang te dragen, terwijl het voor de vrouw juist een sieraad is? Want het haar is de vrouw gegeven bij wijze van sluier.

 La création d'un monde inachevé

 

De maaltijd van de Heer

Bernard De Cock

1 Ko 11:17-25

Nu ik toch bezig ben voorschriften te geven: ik vind het niet prijzenswaardig dat uw bijeenkomsten meer kwaad dan goed doen. Om te beginnen hoor ik dat er bij u verdeeldheid heerst tijdens de samenkomsten van uw gemeente, en ik ben geneigd het te geloven: onenigheid is bij u nu eenmaal onvermijdelijk, wil het duidelijk worden wie van u betrouwbaar zijn. Zoals u nu samenkomt, kan er geen sprake zijn van de maaltijd van de Heer. Want iedereen gebruikt bij het eten vlug zijn eigen maal, met als gevolg dat sommigen honger lijden en anderen dronken zijn. U kunt toch thuis eten en drinken? Of minacht u de gemeente van God, en wilt u hen die niets hebben beschaamd maken? Wat moet ik hierop zeggen? Kan ik u prijzen? Op dit punt zeker niet. Zelf heb ik van de Heer de overlevering ontvangen die ik u op mijn beurt heb doorgegeven: dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, het dankgebed sprak, het brood in stukken brak en zei: ‘Dit is mijn lichaam; het is voor jullie. Blijf dit doen om Mij te gedenken.’ Na de maaltijd zei Hij zo ook van de beker: ‘Deze beker is het nieuwe verbond door mijn bloed. Blijf dit doen om Mij te gedenken, telkens wanneer jullie eruit drinken.’

 Vivre ce que l'on célèbre

 

Spiritualiteit en engagement

Jan Degraeuwe

1 Ko 11:17-25

Telkens als u dus dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer totdat Hij komt. Wie dan op onwaardige wijze het brood eet of uit de beker van de Heer drinkt, bezondigt zich aan het lichaam en het bloed van de Heer. Iedereen moet zichzelf onderzoeken alvorens van het brood te eten en uit de beker te drinken. Wie eet en drinkt zonder het lichaam te onderkennen, eet en drinkt zijn eigen vonnis. Daarom zijn er onder u zo velen ziek en zwak, en is een aantal van u gestorven. Als wij onszelf zouden beoordelen, vielen wij niet onder dit oordeel. Maar het oordeel van de Heer tuchtigt ons, opdat wij niet met de wereld veroordeeld worden. Daarom, broeders en zusters, wanneer u samenkomt voor de maaltijd, wacht op elkaar. Als iemand honger heeft, moet hij thuis maar eten; anders leidt uw bijeenkomst tot uw veroordeling. De rest zal ik regelen wanneer ik kom.

 Solidaires d'une même cause

 

Eenheid en verscheidenheid in de gemeenschap

Marcel Braekers

1 Ko 12:1-11

Ook omtrent de geestelijke gaven, broeders en zusters, mag ik u niet in onwetendheid laten. Weet u nog hoe u, als heidenen, onweerstaanbaar tot de stomme afgoden aangetrokken werd? Daarom zeg ik u nadrukkelijk: niemand die onder invloed van de Geest van God is kan zeggen: ‘Jezus is vervloekt’, en niemand kan zeggen: ‘Jezus is de Heer’, tenzij onder invloed van de heilige Geest. Er zijn verschillende gaven, maar de Geest is een en dezelfde. Er zijn verschillende vormen van dienstverlening, maar de Heer is een en dezelfde. Er zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht, maar het is een en dezelfde God, die alles in allen tot stand brengt. Maar aan ieder van ons wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen.  Aan de een wordt door de Geest een woord van wijsheid gegeven; aan een ander een woord van kennis, krachtens dezelfde Geest; aan een derde door dezelfde Geest het geloof; en aan weer anderen schenkt diezelfde Geest de gave om ziekten te genezen, de kracht om wonderen te doen, de gave van de profetie, de onderscheiding van geesten, het vermogen om in talen te spreken of de betekenis ervan uit te leggen. 11 Dit alles is het werk van één en dezelfde Geest, die aan ieder zijn gaven uitdeelt zoals Hij het wil.

 L'Esprit du Christ

 

We eisen ons recht op

Patrick Lens


1 Ko 12:12-18


Ons lichaam met zijn vele delen vormt één geheel, en alle lichaamsdelen, hoe vele ook, zijn samen één lichaam; zo is het ook met Christus. Want wij allen, Joden en Grieken, slaven en vrijen, zijn in de kracht van een en dezelfde Geest tot één lichaam gedoopt, en allen zijn wij doordrenkt van één Geest. Een lichaam bestaat nu eenmaal niet uit één lichaamsdeel, maar uit vele. Veronderstel dat de voet zegt: ‘Omdat ik geen hand ben, hoor ik niet tot het lichaam’, hoort hij dan niet tot het lichaam? En als het oor zou zeggen: ‘Omdat ik geen oog ben, hoor ik niet tot het lichaam’, hoort het dan niet tot het lichaam? Als het hele lichaam oog was, waar bleef dan het gehoor? Als het helemaal gehoor was, waar bleef dan de reuk? God heeft nu eenmaal de lichaamsdelen elk afzonderlijk hun plaats in het lichaam toegewezen, zoals Hij het gewild heeft.

 Diversité de dons