Marie-Ann De Cocker
Woensdag onder het octaaf van Pasen
Continuiteit
Hand, 2,14-36
Toen trad Petrus met de elf naar voren, verhief zijn stem en sprak hen als volgt toe: ‘Joden, inwoners van Jeruzalem, dit moet u allen weten, luister aandachtig naar mijn woorden! Want deze mensen zijn niet dronken, zoals u denkt – het is trouwens pas het derde uur van de dag – maar hier gebeurt wat gezegd is door de profeet Joël: En het zal gebeuren in de laatste dagen, zegt God, dat Ik mijn Geest zal uitgieten over alle mensen; uw zonen en uw dochters zullen profeteren, de jongeren onder u zullen visioenen zien en de ouderen zullen dromen dromen; ja, over mijn dienaren en mijn dienaressen zal Ik in die dagen mijn Geest uitgieten, en zij zullen profeteren. Ik zal wonderen verrichten aan de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed en vuur en walmende rook.
De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat de dag van de Heer komt, de grote en stralende dag. Dan zal het gebeuren dat ieder die de naam van de Heer aanroept, gered zal worden. Israëlieten, luister naar deze woorden! Jezus de Nazoreeër is u van Godswege aangewezen door machtige daden, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden heeft verricht, zoals u zelf weet. Volgens Gods vastgestelde plan en met zijn voorkennis is Hij uitgeleverd en hebt u Hem door de hand van wetteloze mensen aan het kruis geslagen en omgebracht. Maar God heeft Hem laten opstaan door een eind te maken aan de weeën van de dood, want het was onmogelijk dat Hij door de dood werd vastgehouden. David zegt immers over Hem: Steeds hield ik mij de Heer voor ogen, want Hij staat mij terzijde opdat ik niet zou wankelen. Daarom verheugde zich mijn hart en jubelde mijn tong, ja, ook mijn lichaam zal op die verwachting een huis bouwen, want U zult mijn leven niet overlaten aan het dodenrijk en U zult uw heilige geen bederf laten zien. U hebt mij wegen ten leven gewezen en U zult mij overstelpen met vreugde in uw nabijheid. Broeders, ik mag over de aartsvader David wel ronduit tegen u zeggen dat hij gestorven en begraven is; tot op de dag van vandaag bevindt zijn graf zich bij ons. Omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede gezworen had dat Hij een van zijn nazaten zou laten zetelen op zijn troon, sprak hij met vooruitziende blik over de opstanding van de Messias: dat Hij niet aan het dodenrijk zou worden overgelaten en zijn lichaam geen bederf zou zien. God heeft deze Jezus laten opstaan; daarvan zijn wij allen de getuigen. Verhoogd aan Gods rechterhand heeft Hij de beloofde heilige Geest van de Vader ontvangen en uitgegoten; en dat is wat u ziet en hoort. David is immers niet ten hemel opgestegen; zelf zegt hij juist: De Heer heeft tot mijn Heer gezegd: Ga zitten aan mijn rechterhand, 35 totdat Ik uw vijanden als een voetbank voor uw voeten heb gelegd.