Ontdek 50 meditaties van Pasen tot Pinksteren

  • Inleiding 1 : De galaten

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6

Genade en vrede

Ik , Paulus, apostel, niet vanwege mensen en ook niet door een mens, maar door Jezus Christus en God de Vader die Hem uit de dood heeft opgewekt, en alle broeders die bij mij zijn, aan de gemeenten van Galatië: genade voor u en vrede vanwege God onze Vader en de Heer Jezus Christus, die zich heeft gegeven voor onze zonden, om ons te ontrukken aan de tegenwoordige slechte wereld, volgens de wil van onze God en Vader, aan wie de heerlijkheid zij tot in alle eeuwigheid. Amen.
Ga 1,1-5


Patrick Lens

1-50

Dit jaar verloopt Pasen in mineur.  “De broeders die bij mij zijn”: niet iedereen  kan dit zeggen vandaag. “Ontrukken aan de tegenwoordige slechte wereld”: dat zouden we vorig jaar misschien niet graag gehoord hebben. Maar ondertussen kunnen we ons er wel iets bij voorstellen. We leven echt in moeilijke situatie en daarom kunnen we het misschien wel beter verstaan. Maar welke houding moet je daarin aannemen? Paulus is apostel, niet vanwege een mens, zelfs niet vanwege zichzelf. Paulus is gegrepen door een Verrezene. Dat was misschien het laatste waaraan hij zich had verwacht. Voor christenen is Pasen zo vanzelfsprekend geworden. Maar limietervaringen kunnen ons helpen om na te denken over wat heel fundamenteel is: welke toekomst kunnen wij verwachten? Jezus is heel eenzaam de weg voorgegaan, de nauwe doorgang, het niets. En zijn Vader heeft Hem uit de dood opgewekt. Eigenlijk een onmogelijke boodschap. Maar misschien ook de enige die er nu rest.

Er zullen paaseieren zijn, geen eucharistie. Sommigen onder ons zullen vandaag alleen blijven. Gelukkig is er internet. We kunnen elkaar vandaag alleen maar genade en vrede toewensen. Maar misschien is het precies dit wat we nu nodig hebben: genade, de kracht om door te zetten en moed te houden, de weldoende nabijheid van God. De vrede volgt daaruit: het heeft te maken met aanvaarding van wat er zich hier en nu aandient, maar ook met de gedachte dat God niet anders kan dan het goede voor ons willen. Dat heeft Hij laten zien in zijn Zoon, die zich heeft gegeven voor onze zonden, maar die door de Vader is opgewekt en in kracht gesteld, ook vandaag! Na het duister van de dood is Hij opnieuw bereikbaar.

Zalig Pasen!

Patrick Lens
Brussel

Persévérer et garder courage

 

Er is geen ander evangelie

 

Ik sta er verbaasd over dat u zo spoedig afvalt van hem die u riep tot de genade van Christus, en overgaat naar een ander evangelie; maar er ís geen ander, er zijn alleen maar lieden die u verontrusten en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar al zouden wijzelf of een engel uit de hemel u een ander evangelie verkondigen dan het evangelie dat wij u verkondigd hebben: hij zij vervloekt! Wat wij vroeger hebben gezegd zeg ik nu opnieuw: als iemand u een ander evangelie verkondigt dan u ontvangen hebt: hij zij vervloekt!
Ga 1,6-9


Raphaël Devillers

2-50

Gewoonlijk laat Paulus zijn openingsgroet volgen door een woord van dank. Hier pakt hij de Galaten echter meteen hard aan, door een ironische toon aan te slaan die zijn boosheid doet doorschemeren. ‘Ik sta er verbaasd over dat u zo spoedig afvalt van hem die u riep tot de genade van Christus, en overgaat naar een ander evangelie.’ De zaak is dus bijzonder ernstig.

Na het vertrek van Paulus zijn er mannen langsgekomen die de gemeenschap ondersteboven hebben gehaald, door – tegen Paulus in – te verkondigen dat men absoluut moest teruggrijpen naar de besnijdenis en de voorschriften van de Thora. Paulus is woest, niet zozeer omdat deze boodschap ingaat tegen zijn persoonlijke ideeën, maar wel omdat ze ingaat tegen het hart van het geloof zoals dit hem op weg naar Damascus werd geopenbaard, en dat hij aan het begin van zijn brief als volgt samenvat: Jezus is de gezalfde, de Zoon van God, hij heeft zich aan de dood overgeleverd om ons vergeving van zonden te schenken en zijn Vader heeft hem doen verrijzen. Door de gave van de Geest staan we in een nieuwe wereld. Geen verdere toevoeging nodig. Dit is het Evangelie. Het échte Goede Nieuws.

Blind vertrouwen op enkele handelingen, goede werken opstapelen om ‘z’n hemel te verdienen’… dit is gewoonweg een omdraaiing van de logica van het Evangelie. In het geval van de Galaten is het gevaar des te groter, omdat de verkondigers na Paulus hebben ingespeeld op hun vroomheid en oude religieuze praktijken.

In zijn woede uit Paulus een verschrikkelijke bedreiging. Hij zegt: indien een mens, of een engel, of indien zelfs ik u ooit een andere boodschap zou verkondigen dan dit Evangelie, hij weze vervloekt. Dit wil zeggen dat Gods verdoemenis over hem zou komen en dat hij uitgesloten zou worden uit de gemeenschap. Paulus overdrijft niet: het gaat per slot van rekening om het Evangelie. Wat zou Paulus vandaag zeggen tot de menigte die de vervulling van onmiddellijke verlangens, luxe, reisjes, zelfontplooiingsmethodes of esoterische leerstellingen tot Evangelie heeft genomen?

De brief aan de Galaten stelt de focus van ons geloof in op het essentiële.

Raphaël Devillers
Luik

Il n’y a qu’un Évangile

Zoek ik soms de gunst van de mensen?

Tracht ik nu de mensen te winnen of God? Zoek ik soms de gunst van de mensen? Als ik die zocht, zou ik geen dienaar vanChristus zijn. Ik verzeker u, broeders en zusters, het evangelie dat door mij is verkondigd, is niet door mensen uitgedacht. Wantook ik heb het niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door een openbaring van Jezus Christus.
Ga 1,10-12


Antoinette Van Mossevelde

3-50

‘Hoe kun je, nog volhouden dat het mij te doen is om de gunst van de mensen? Ik heb toch iedereen die een ander evangelie verkondigt, vervloekt!’ 

Het evangelie dat Paulus brengt is toegankelijk voor mensen zonder dat ze hiermee de Thora van wetsgetrouwe joden moeten volgen. De besnijdenis noch de voedselwetten zijn voorwaarden om een mens van de weg van Jezus van Nazareth te worden.     Niet omdat het  daardoor ‘gemakkelijk’ zou zijn om die weg te gaan. De Jezusbeweging heeft niets te maken met het zoeken naar goedkoop succes.  De smadelijke kruisdood moge dat duidelijk stellen.  Het gaat erom dat die vrijheid behoort tot het wezen van het evangelie van Jezus Christus.      

De gerechtigheid die de Thora beoogt wordt uiteindelijk niet bereikt met het strikte opvolgen van de voorschriften. Het door God beloofde heil komt niet door de farizeese wetsvervulling.  Jezus’ optreden legde voortdurend bloot hoe een rigide wetsvervulling discriminerend kon zijn en onderdrukkend. Hoe wetten verkeren in het tegendeel van wat ze beogen.   Door Gods genade wordt de mens gerechtvaardigd, niet door zijn eigen prestaties. Dit vertrouwen in God is belangrijker dan alle werken waarop wij ons kunnen beroepen. Slechts in dit geloof kan de mens echt vrij worden. Vrij van alles wat hem bindt aan zichzelf en aan zijn afgoden, vrij van alles wat niet God is. Die vrijheid heeft Paulus in Christus ontdekt. Een vrijheid die ons vrijmoedig tegenover God leert te staan.   Toch hebben deze vrijheid en vrijmoedigheid niets vandoen met vrijblijvendheid. Integendeel. Ze staan in dienst van een solidaire liefde die zich onvoorwaardelijk richt tot elke mens, zonder onderscheid. Geen wetgeving, geen voorschriften, geen regels staan in de weg om wie in nood is bij te staan.      

In dienst treden van Christus is bevrijd worden van de drang om mensen te behagen. Die vrijheid ontdekte Paulus in Jezus Christus en hij zal haar onvermoeibaar blijven bepleiten, hoeveel kritiek en verwijten hij daarmee ook over zich heen haalt.

Antoinette Van Mossevelde
Gent

Est-ce à des hommes que je cherche à plaire ?

 

Alle wegen leiden naar... Damascus

U hebt toch gehoord hoe ik vroeger als Jood geleefd heb: hoe ik de kerk van God fel vervolgde en haar trachtte uit te roeien; en hoever ik het gebracht heb in de Joodse godsdienst, vele leeftijdgenoten onder mijn volk overtreffend in mijn grenzeloze ijver voor de overleveringen van mijn voorouders. Maar toen God, die mij had uitgekozen, nog in mijn moeders schoot, en die mij heeft geroepen door zijn genade, besloot zijn Zoon aan mij te openbaren om Hem onder de heidenvolken te verkondigen
Ga 1,13-16a


Marianne Goffoël

4-50

Het ontbrak de catechisten van weleer - en misschien zelfs nu nog - niet aan verbeeldingskracht om ons deze plotselinge ommekeer van Paulus op de weg naar Damascus, waarop hij zinspeelt in de passage van zijn brief aan de Galaten, te doen begrijpen.  Hij was zo van streek dat hij van zijn paard viel! 

Schilders, vanaf de 12e eeuw, plaatsten zich ook in dit kielzog om deze oogverblindende bekering af te beelden... Het verslag over Saul - dat was zijn naam "vroeger" - vertelt ons : "Een licht uit de hemel omhulde hem plotseling in zijn helderheid. Hij viel op de grond" (Handelingen 9). 

Het beeld dat de catechisten van vroeger naar voren brachten, spreekt voor zich. De verklaring ligt natuurlijk niet in een fysieke val, maar in een zeer spirituele, zeer innerlijke val. Van je paard vallen is van hoog af vallen! Alleen de grote heren reden vroeger op zulke paarden... Saul werd daarom in zijn trots neergeslagen en viel van heel hoog af dankzij dat licht dat hem omhulde in zijn helderheid, deze persoonlijke ontmoeting met God.  

Hij valt van zijn zekerheden - die verbrijzeld zijn. Hij, die de tradities van zijn vaders in ere moest houden door de Kerk van God te vervolgen, valt in de nederigheid die God groot maakt. Hij gaat een andere soort relatie aan. Hij gaat van vechten tegen anderen naar vechten tegen zichzelf. Hij gaat van de dood naar het leven, hij staat weer op, net als Christus.  Saul was de naam van een koning... Hij zal binnenkort, als hij aan zijn nieuwe missie begint, "Paulus" heten, wat betekent "klein, nederig, zwak". We zijn allemaal geroepen om deze ervaring te ondergaan, op de een of andere dag... En deze ervaring, hoe donderend of stil ook, zal voor altijd een stichtingsmoment zijn, dat ons nu - onweerstaanbaar - zal aanzetten tot het verkondigen van het Evangelie van Christus om ons heen.

Marianne Goffoël
Bruxelles
Beeld : Caravaggio : La Conversion de saint Paul - Santa Maria del Popolo (Rome) - © Wikipédia

Tous les chemins mènent... à Damas

 

God is mijn getuige

Maar toen God, die mij had uitgekozen, nog in mijn moeders schoot, en die mijheeft geroepen door zijn genade, besloot zijn Zoon aan mij te openbaren om Hem onder de heidenvolken te verkondigen,toen ben ik aanstonds, zonder een mens te raadplegen,  zonder naar Jeruzalem te gaan, naar hen die eerder apostel waren dan ik, vertrokken naar Arabië en vandaar naar Damascus teruggekeerd. Pas drie jaar later ben ik naar Jeruzalem gegaan om met Kefas kennis te maken, en ik ben veertien dagen bij hem gebleven. Van de andere apostelen heb ik niemand gezien, behalve Jakobus, de broer van de Heer. Ik schrijf u de zuivere waarheid. God is mijn getuige. Daarna ben ik naar het gebied van Syrië en Cilicië gegaan, zonder dat de christengemeenten van Judea mij persoonlijk hadden leren kennen.  Zij wisten alleen van horen zeggen: degene die ons vroeger vervolgde, verkondigt nu het geloof dat hij vroeger wilde uitroeien.  En zij verheerlijkten God om mij.
Ga 1,15-24


Marcel Braekers

5-50

We vinden het tegenwoordig heel gewoon dat mensen hun intimiteit zomaar publiek maken. Dat was zo niet in de Oudheid, er was veel meer schroom om zijn gevoelens te tonen en zeker om zichzelf te kijk te zetten. Paulus moest daarom wel een heel ernstige reden hebben om zichzelf voor te stellen zoals hij in dit fragment doet. Die heeft hij wel degelijk: hij beschrijft hoe hij meer dan de meeste van zijn volksgenoten een gepassioneerde aanhanger van de Wet was en daarin zover ging dat hij tot het christendom bekeerde volksgenoten aangaf en ze de dood injoeg. Zo beschrijft hij heel concreet en persoonlijk wat het strikt navolgen van de Wet kan teweeg brengen. Schijnbaar gevoelloos maar daarom des te aangrijpender. Daarbij vermeldt hij dat hij vanaf de moederschoot door God was uitverkoren en stelt hij zich in de lijn van de grote profeten die dat ook zegden. Het maakt zijn gedrag alleen nog verschrikkelijker. En toch schrijft hij dit alles in een sober relaas dat daarom des te sterker treft.

Maar Paulus heeft er een bedoeling mee: hij wil zo scherp in het licht plaatsen wat het verschil is tussen de Wet volgen en leven vanuit de Geest. Overrompeld door de liefde en kracht van de verrezen Christus is hij een ander mens geworden. Elke bladzijde van zijn brieven getuigt ervan: voortaan zijn alle mensen gelijk, alles zal voorbij gaan maar alleen de liefde blijft overeind, leven en sterven worden relatief in dit perspectief, enz. God, die mij reeds in de moederschoot heeft geroepen, heeft mij met zijn genade getroffen via de persoon van Jezus de Christus. Het maakte een even radicale houding los als in zijn Wettische periode. Paulus gaat niet naar Jeruzalem en sluit zich niet aan bij de gegroeide geloofsgemeenschap, maar vertrekt naar Arabië waar hij begint te missioneren. Veel later begint hij te beseffen dat een gemeenschap en ordening belangrijk zijn en keert hij terug naar Jeruzalem. Of had hij ook nood aan informatie en wilde hij van Petrus horen hoe die aardse Jezus wel had geleefd?

Marcel Braekers
Heverlee

Je le déclare devant Dieu


 

De waarheid van het Evangelie behouden blijft...

Daarna, na verloop van veertien jaar, ben ik weer naar Jeruzalem gegaan, samen met Barnabas, en ik heb ook Titus meegenomen. Ik ging op grond van een openbaring. En ik heb aan hen het evangelie voorgelegd dat ik aan de heidenvolken verkondig, aan hen, dat wil zeggen: in besloten kring aan de mannen van aanzien. Ik wilde er zeker van zijn dat ik niet voor niets werk of had gewerkt. Maar zelfs mijn metgezel Titus, een Griek, werd niet gedwongen om zich te laten besnijden. Maar wegens het feit dat er valse broeders binnengedrongen waren, die onze vrijheid wilden bespieden, die wij hebben in Christus Jezus, om ons in slavernij te brengen… Maar wij zijn geen moment voor hun druk opzij gegaan, om de waarheid van het evangelie bij u behouden te laten blijven.
Ga 2,1-5


Claude Sélis

6-50

Beste broeders,            

Zoals u zich wellicht herinnert, was ik al in Jeruzalem geweest om de leiders van de Gemeenschap te ontmoeten. Ik ben daar onlangs teruggekomen, met Barnabas en Titus, na jaren van prediking onder de heidenen. In Jeruzalem, ten overstaan van de Gemeenschap en opnieuw afzonderlijk ten overstaan van de notabelen, heb ik het Evangelie opnieuw verkondigd zoals ik het verkondigde aan al die nieuwe volkeren, zoals u. Ze waren een beetje verbaasd dat ik predikte voor mensen die niet uit het jodendom kwamen en ze vroegen zich af hoe deze mensen er iets van konden begrijpen. Hun grootste zorg was of deze mensen alle gebruiken en manieren van bidden van het Jodendom hadden overgenomen. Maar ik heb hen uitgelegd dat de boodschap van Jezus Christus onafhankelijk is van deze gewoonten, dat het Evangelie een boodschap is die voor iedereen kan aanspreken en heilzaam kan zijn voor iedereen. Uiteindelijk gingen ze akkoord en eisten ze bijvoorbeeld niet dat Titus, die jonge Griekse bekeerling die bij mij was, zou worden besneden. Dit kleine incident moet ons eraan herinneren, beste broeders, dat we moeten vasthouden aan het wezenlijke, aan de ware waarden van het Evangelie, en ons niet moeten laten insluiten in de menselijke gewoonten die eigen zijn aan dit of dat volk of aan een bepaald tijdperk. Het Evangelie bevrijdt ons van dit alles en het is deze vrijheid die we moeten behouden om ons te laten uitdagen, buiten al deze gewoontes en routines om, door wat het diepste van het Evangelie is.

Claude Sélis
Bruxelles

Afin que demeure la vérité de l'Evangile

 

Een moeilijke vrijheid ?


Mark Butaye
Inleiding op Paulus’ brief aan de Galaten
Hoofdstuk 1


We leven vandaag, erg voelbaar, onder “de wet”. Onze vrijheid wordt nu zwaar beperkt : thuisblijven, afzien van aanrakingen, arbeid, ontmoetingen. Een wet met veel onaangename en onvoorziene gevolgen: depressie, verveling,  eenzaamheid, financieel verlies. En de doden die moederziel alleen sterven.  De lock down wet verplicht. Daar mogen we nu niet onderuit. Zij vraagt een persoonlijk offer en omwille van deze uitzonderlijke virussituatie zijn wij daartoe - redelijk - bereid.  Haar gebod en verbod begrijpen wij als zinvol. Want zij wil ieders leven maximaal beschermen. Die zinvolheid helpt ons verantwoordelijk te zijn. De wet is er niet om de wet zelf. Niet haar ‘wettelijkheid’ of verplichting geeft haar betekenis. Zij ontleent haar redelijkheid aan het doel dat zij beoogt.  De radicale wet die ons vandaag beschermt en thuis gekluisterd houdt, mogen we gerust ‘heilig’ noemen. Dat is geen exclusief christelijke term. Heilig is niet wat zich in of boven de wolken afspeelt. Heilig gaat terug op ‘helen, genezen’ en preventie hoort daar toe. We kunnen die wet ook ‘heilig’ benoemen in de religieuze betekenis van het woord ‘religare’ : zij verbindt ons tot een gezamenlijke opdracht en zij ‘heelt-ons-aan-elkaar’. Zij is dus transcenderend, reikt verder, over mijzelf heen, schept toekomst en maakt dat nieuwe mensen geboren kunnen worden. 

“Tot vrijheid zijt gij geroepen” schrijft Paulus aan de Galaten. Hij doet het met aandrang en maakt zich kwaad. Hij kan namelijk niet begrijpen dat mensen, christenen, hun identiteit ophangen aan de Wet, aan de Thora die hij zelf vroeg zo hardhandig heeft verdedigd. De christen kan in zijn ogen niet de mens zijn die zijn identiteit verantwoordt door vast te houden aan de voorschriften van, in casu, de Joodse Wet – vooral gesymboliseerd in de verplichting tot besnijdenis en in het nauwgezet onderhouden van reinheidswetten. Paulus verdedigt dit standpunt zo hevig, dat hij lijkt in te gaan tegen Jezus’ uitspraak : ‘ Ik ben niet gekomen om Wet en Profeten op te heffen’  (Mt. 5,17-37)  Met zijn oproep tot vrijheid stelt Paulus wel een heel pertinente vraag. En het is erg verwonderlijk dat de Galaten – en bij uitbreiding veel gelovigen vandaag – die grote aanzegging van vrijheid, dat aanbod, niet aangrijpen en koesteren als een weldaad.  Is Paulus’ vrijheid wellicht te moeilijk ?  Vraagt zij misschien inventiviteit, het durven aangaan van risico’s, leven met vragen die geen duidelijk antwoord bieden? Of biedt, daarentegen, het volgen van de wet een grote zekerheid, rust aan het gemoed, de geruststelling dat ‘men in orde is’. Ontslaat het navolgen van de Wet – met zijn vele bepalingen – de mens van de inspanning om te peilen naar zijn geweten, om het te vormen, en om dan de consequenties te dragen van vrij genomen beslissingen ? Vrijheid leven is een harde dobber. Het vereist inzicht en niet weten, durf en voorzichtigheid, ruimte en inperking, engagement en vertrouwen. 

Staan vrijheid en gehoor geven aan de Wet wel tegenover elkaar ? Paulus’ vrijheid is niet de ‘keuzevrijheid’ die onze tijd zo promoot, aanbidt en verslaaft. Hij bedoelt niet het ‘liberale’ dat vooral gunstig is voor wie het zich kan veroorloven – intellectueel, economisch, cultureel,... . Voor Paulus is vrijheid een goed, maar – net zoals de Wet – geen doel op zich dat de mens moet nastreven. Vrijheid, met al haar consequenties is voor Paulus in wezen een gevolg van iets.  Hij had er niet om gevraagd. Vrijheid is hem overkomen, als een indringende menselijke en religieuze ervaring. Hij is nu zodanig vrij, dat hij naar Iemand toe kan leven. Iemand nieuw leren kennen, maakt vrij. “Christus heeft ons vrijgemaakt” ( Gal.5,1). Of zoals Johannes schrijf : ‘De waarheid zal u vrijmaken’.  Zoals een grote liefde een mens de lucht in gooit. Maar niet zonder consequenties.

Mark Butaye
Brussel

Een diepe verbondenheid met Jezus

Maar de mannen van aanzien – hoe belangrijk zij precies waren interesseert mij niet, voor God telt menselijk aanzien niet – hoe dan ook, mij hebben de mannen van aanzien niets opgelegd. Integendeel, omdat zij inzagen dat aan mij het evangelie voor de onbesnedenen was toevertrouwd, zoals dat voor de besnedenen aan Petrus – want Hij die Petrus kracht had gegeven voor de zending onder de besnedenen had mij kracht gegeven voor de heidenvolken
Ga 2,6-8


Tommy Vandendriessche

7-50

Paulus spreekt rechttoe rechtaan.  Niet als een bedaarde diplomaat maar onstuimig, passioneel, overtuigd van zijn zaak. Hij laat zich niet intimideren door maatschappelijk of religieus aanzien. Zijn gedrevenheid komt niet voort uit een gezwollen ego. Paulus’ ego is niet opgeblazen, maar opgevuld door God. Welke God? De God die is in het slachtoffer Jezus, de vervolgde, de gekruisigde, de zondebok. Je kunt wat Paulus schrijft niet los zien van zijn gegrepenheid door de persoon Jezus.

De ‘God van Jezus’ wordt door Paulus niet tegenover de ‘God van Israël’ gesteld. Eerder in de brief (1, 15-16) had hij al verwezen naar het roepingsverhaal van Jeremia: “Het woord van de HEER kwam tot mij: ‘Voordat ik u in de moederschoot vormde, koos ik u uit (…)’. De HEER: dat is de God van uittocht en bevrijding, ‘Ik zal er zijn’.

Je kunt Paulus’ vroegere leven niet omschrijven als Joods, in tegenstelling tot de manier waarop hij nu zou leven. De Jezusbeweging was toen nog geen zelfstandige godsdienst maar één van de stromingen binnen het Jodendom. Paulus bleef de God van zijn vaderen dienen, alleen op een andere manier.

Paulus beschrijft in de Galatenbrief een bijeenkomst in Jeruzalem met de vooraanstaande leiders van de christelijke gemeenschap. De Galatenbrief wordt beschouwd als de oudste schriftelijke bron van dit apostelconcilie. Op deze bijeenkomst wordt men het eens over een verdeling waarbij aan Paulus de verkondiging onder de heidenen (alle niet-joden) wordt toevertrouwd.

De teksten uit de beginperiode van het christendom schetsen een boeiend beeld van de grote diversiteit binnen de Jezusbeweging.

Is hier sprak van ‘eenheid in verscheidenheid’? Het is een eenheid die niet gebaseerd is op het diplomatische compromis  (hoe waardevol dit ook kan zijn) maar op een diepe verbondenheid met Jezus en met alle slachtoffers en zondebokken.

Tommy Vandendriessche
Roeselare

Un lien profond avec Jésus

 

De zorg voor kleinen

 

en omdat zij de mij gegeven genade hadden erkend, hebben zij, Jakobus en Kefas en Johannes, de mannen van aanzien die als steunpilaren gelden, mij en Barnabas de hand der gemeenschap gereikt: wij zouden naar de heidenen gaan en zij naar de besnedenen. Wij moesten alleen de armen gedenken, en ik heb daarvoor dan ook mijn best gedaan.
Ga 2,8-9


Myriam Tonus

8-50

Het is nooit eenvoudig voor een instelling om het ‘andere’ op te nemen. Dat was zo in Paulus’ tijd, en zo is het in de onze. Paulus moet er de tol voor betalen, daar hij ervan wordt beschuldigd geen echte apostel te zijn, niet het ware Evangelie te verkondingen. Ervan beschuldigd dissident te zijn, in zekere zin. Maar zijn hardnekkigheid, geworteld in geloof, doet hem volhouden tot hij erkend wordt door de zuilen van de kerk. Deze erkenning zal gevolgen hebben die Petrus, Jacobus en Johannes niet kunnen voorzien. Voortaan is Paulus diegene die het Evangelie aan de volkeren verkondigt, die de Blijde Boodschap over de grenzen van het Jodendom tilt. Dit moeten we in rekening brengen: indien Paulus zijn missie had opgegeven, waren wij hier nu niet om erover te praten! Zijn brandend verlangen geen enkele beperking aan de verkondiging op te leggen doet het Woord weerklinken in de uithoeken der aarde. Wij mogen ons dochters en zonen noemen van deze game changer. Nee, het is nooit makkelijk voor een instelling het ‘nieuwe’ op te nemen. Trappen we vandaag niet in dezelfde val wanneer we spreken over hen die zich in de ‘marge’ of aan de ‘grenzen’ van de kerkgemeenschap bevinden, of wanneer we trachten onverschillig geworden jongeren terug te halen? Paulus, bezield door de Geest, moedigt aan ons niet in beslotenheid terug te trekken. De zorg voor kleinen en armen is de enige onbreekbare band tussen alle vormen van toebehoren aan een gemeenschap. Verder ontsnapt deze Geest aan al onze denkcategorieën, want niemand weet vanwaar hij komt, noch waarheen hij gaat…

Myriam Tonus
Dampremy

Le souci des petits


Het beeld van Petrus

 

Maar toen Kefas in Antiochië gekomen was, heb ik hem openlijk de waarheid gezegd, want hij bleek schuldig. Immers, voordat sommige mensen van Jakobus gekomen waren, at hij altijd samen met de heidenen, maar toen zij gekomen waren, begon hij zich terug te trekken en afzijdig te houden, bang voor de mannen van de besnijdenis. En ook de andere Joden waren net zo huichelachtig als hij, zodat zelfs Barnabas zich door hun huichelarij liet meeslepen. Maar toen ik zag dat zij niet recht op de waarheid van het evangelie afgingen, zei ik tegen Kefas waar ze allemaal bij waren: ‘Als jij, een geboren Jood, leeft als een heiden en niet als een Jood, hoe kun je dan de heidenen dwingen om te leven als Joden?
Ga 2,11-14


Theresa Anne

9-50

Godzijdank voor het beeld van Petrus dat ons door de bladzijden van de Heilige Schrift getoond wordt! Wij mogen de door Jezus uitverkoren apostel leren kennen als een mens, net zoals wij, met alle onzekerheden, zwaktes en goede bedoelingen van dien.   Keer op keer wordt Petrus door angst bevangen en laat hij zijn handelen door vrees bepalen. In de Handelingen van de Apostelen (10,9-23) wordt ons verteld hoe Petrus een visioen kreeg van onreine dieren, zittend op een groot tafellaken dat naar beneden werd gelaten. Na dit visioen liet Petrus zijn oude gewoontes van koosjer eten achter zich. Inzake voedsel genoot hij voortaan van de “glorierijke vrijheid van de kinderen Gods” (Rom 8,21), totdat hij echter in Antiochië kwam, zoals we in Galaten 2,11-14 lezen. Strenge Joodse christenen liepen op hem toe en Petrus werd bang voor hen. “Wat zouden zij denken? Wordt wat ik doe als schandalig aanzien? Gaan de Joodse christenen door mijn gedrag de kerk verlaten?” Net als toen hij op het water liep, laat Petrus zijn focus afdwalen van Jezus (Mt 14,24-33). Zoals bij het kampvuur, toen hij zelfs verloochende Jezus te kennen, krijgen zijn angsten de bovenhand – maar niet het laatste woord! Paulus ziet dat Petrus door niet meer te willen eten met niet-Joodse christenen “niet recht op de waarheid van het Evangelie afging” (Gal 11,14). Door Petrus te vermanen, steekt Paulus zijn hand naar hem uit, zoals Christus op het meer. Petrus komt opnieuw tot inkeer: wat een bemoediging voor ons, te midden van onze eigen angsten en ons herhaaldelijk vallen! Door zijn eigen struikelen laat Petrus ons zien dat Jezus’ geduld met ons en ons strompelen oneindig is; Hij wil voor ons zorgen (1 Pe 5,7). Samen met Petrus kunnen we vertrouwen op de liefde en het grenzeloze geduld van Jezus (2 Pe 3,9).

Zr. Theresa Anne
Sittard (NL)

Le souci des petits


Buiten de wet staan

Zeker, wij zijn van geboorte Joden, geen zondaars uit de heidenen. Aangezien wij weten dat de mens niet gerechtvaardigd wordt door de werken van de wet, maar alleen door het geloof in Jezus Christus, zijn ook wij in Christus Jezus gaan geloven, om gerechtvaardigd te worden door het geloof in Christus en niet door de werken van de wet, want door de werken van de wet zal geen mens gerechtvaardigd worden. Als wij nu, door onze gerechtigheid te zoeken bij Christus, ook zelf zondaars bleken te zijn, betekent dit dan dat Christus in dienst staat van de zonde? Dat nooit! Maar als ik weer opbouw wat ik heb afgebroken, maak ik mezelf tot overtreder.
Ga 2, 15-18


 Michelle Lambrecht

10-50

Hoe kan ik me aanpassen aan het leven zoals het zich deze laatste maanden heeft aangediend, hoe kan ik mijn vrijheid beleven in deze opgelegde opsluiting? Mijn vrijheid waarvan ik placht te zeggen dat ze me doet beminnen wat ik moet beminnen, en dat ze me doet gaan waarheen ik moet gaan… Zoals elke goed burger respecteer ik de wetten, maar ik vraag me ook af op welke manier hier betekenis aan te geven. Sta ik wel in het plan van God? Deze vraag maakt het leven er niet duidelijker op, maar wel intenser in deze moeilijke tijden. Eerder dan overvallen te worden door angst vat ik moed en tracht ik me hiervan bewust te worden: alles is gerechtvaardigd. De stilte die me omringt – in tegenstelling tot de gebruikelijke herrie – wordt nu ook een innerlijke stilte die mijn geloof voedt. Ik tracht mijn leven levendig te maken, en deze Paastijd brengt me de vertroosting en het vertrouwen die ik nodig heb om voluit te leven overeenkomstig met wie ik ben, de Woorden van Christus volgend. Laat ons gepassioneerd zijn door Christus, in staat door te dringen tot de kern. Laten we alles achterwege wat ons verhindert ten volle samen te leven met Hem die betekenis geeft aan ons leven. We zijn Hem allemaal ergens op onze weg tegengekomen, op verschillende momenten, in verschillende omstandigheden, maar Hij heeft het bestaan van ieder van ons geheel veranderd, zelfs al werden we niet – zoals Paulus – op de grond geworpen. Velen onder ons kunnen het verschil aanduiden tussen het voor en het na van hun ontmoeting met Christus! Laat ons mateloos buiten de wet leven, dat wil zeggen buiten die wetten die ons misschien wel veilig houden maar die ons verstarren en een echte ontmoeting met Christus onmogelijk maken. De boodschap die de Apostel Paulus schreef aan de Galaten heeft ook twee millennia later nog actualiteitswaarde: laat ons doordringen tot het essentiële, ongehinderd, en laat ons vrij de vrijheid beleven van Hem die ons bevrijdt!


Michelle Lambrecht

Liège

Vivre au-dessus des lois


In orde zijn

Want staande onder de wet ben ik gestorven voor de wet, om te leven voor God. Met Christus ben ik gekruisigd.  Ikzelf leef niet meer, Christus leeft in mij. Mijn sterfelijk leven is een leven in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zichzelf heeft overgeleverd voor mij.  Ik doe de genade van God niet teniet: als de wet ons kon rechtvaardigen, dan zou Christus voor niets gestorven zijn.’
Ga 2, 19-21


 Patrick Lens

11-50

Voor heel wat mensen is geloven: in orde zijn, met alle geboden, met alle verplichtingen, niets verkeerd doen. De meeste mensen doen zo hun best, soms in heel moeilijke omstandigheden. Ze stellen soms ook hoge eisen aan zichzelf. Het is nooit goed genoeg. Soms zijn we tegenover onszelf strenger dan de wet zelf. Paulus zegt: ik ben gestorven voor de wet, om te leven voor God. Geloven gaat voor alles om een relatie met God, accepteren dat God van je houdt, dat Hij zelfs een onvoorwaardelijke liefde heeft voor jou. Daarom mag je “sterven voor de wet:” niet dat de wet niet belangrijk is, maar zij mag niet het zwaartepunt worden in onze relatie met God. Bij God kan je altijd terecht, wat er ook gebeurd is.  “Met Christus ben ik gekruisigd:” Jezus werd veroordeeld; volgens de wet was Hij zelfs vervloekt. Maar God heeft Hem gerechtvaardigd. Jezus heeft zich overgeleverd tot in de dood op het kruis, om te laten zien hoe ver de liefde van God kan gaan. Waarom zou je dan nog vrezen? Als God zo ver gegaan is in zijn liefde, dan kan Hij ook onze zonden vergeven. M.a.w: je behaagt God, niet omdat je nooit een fout hebt gedaan in je leven – wie onder ons zou dit kunnen zeggen – maar omdat je op Hem vertrouwt en zelfs met je fouten naar Hem durft toe gaan. Als het alleen meer om de wet zou gaan, doe je de genade teniet: het is niet omdat je een foutloos parcours gereden hebt, dat je door God aanvaard bent. Je bent dat al. Daarom mag je datzelfde vertrouwen op God hebben als Jezus zelf. Door zijn Geest helpt Hij ons van binnen uit om te doen zoals Hij, met zijn kracht, zodanig dat je kan zeggen: “Ikzelf leef niet meer, Christus leeft in mij.”


Patrick Lens

Brussel

Etre en règle


Hoe kan je nu zo stom zijn?

Domme Galaten, wie heeft u behekst? Jezus Christus was u toch openlijk en duidelijk voorgetekend als gekruisigd? 2 Dit wil ik alleen maar van u horen: hebt u de Geest ontvangen door de wet te onderhouden of door gelovig te luisteren? 3 Hoe kunt u zo dom zijn! U bent begonnen in de Geest, wilt u nu eindigen met het vlees? 4 Hebt u zo veel meegemaakt voor niets? Inderdaad, het zou voor niets zijn.
Ga 3, 1-4


 Raphaël Devillers

12-50

“Stommelingen!” Er zullen maar weinig parochianen zijn die zich op zo’n manier door hun pastoor laten berispen. Maar Paulus is diep verontwaardigd, verbijsterd door de ommekeer van de gemeenschap. Terwijl hij er alles aan deed om hen het beeld voor te houden van Jezus, de gekruisigde Christus, die de volledige en definitieve rechtvaardiging brengt voor iedereen die in hem gelooft, zijn er sommigen die teruggrijpen naar de oude praktijken van de Wet, de besnijdenis en andere gebruiken.

Ja, je moet werkelijk stom zijn om zo’n stap achteruit te zetten. Het brengt Paulus er zelfs toe zich af te vragen of de Galaten betoverd zijn geweest: “wie heeft u behekst?”

Ze zijn stom, ze lijden aan een gebrek aan inzicht, ze hadden het moeten begrijpen.

Want wat gebeurde er toen Paulus hen de Blijde Boodschap verkondigde, toen ze geloofden dat het heil een genadegave was van de gekruisigde én levende Christus? Dat was een geheel nieuwe ervaring: ze stelden vast dat dit geloof de deur opende voor de kracht van Gods Geest. Niet langer vroegen ze zich af of ze de Wet wel hadden nageleefd in al z’n details, niet langer trachtten ze hun hemel te verdienen door hun eigen prestaties, maar eindelijk ondervonden ze de werking van de Geest. Het geloof in Jezus wekte in hen een onverwachte vreugde op, die hen toestond nieuwe initiatieven te ondernemen. Bovendien maakte dit geloof komaf met de grenzen tussen Joden en heidenen: in Jezus konden allen samenleven als een volmaakte gemeenschap. In plaats van zelf iets te doen, moesten ze het gewoon aan zich laten gebeuren.

Paulus hamert er twee keer op: de Geest wordt niet gegeven door de werken van de Wet maar door het “gelovig luisteren” (ex akouès pisteôs). Het geloof wordt geboren en ontwikkelt zich door het beluisteren van het Evangelie en door het gelovige antwoord hierop. Dit maakt het essentiële belang van de verkondiging duidelijk, vóór de catechese.

Jezus rechtvaardigt ons, vergeeft ons, geeft ons zijn Geest, maakt ons tot kinderen van de Vader: dat is de Blijde Boodschap. Ze wordt het hart van ons bestaan.

Raphaël Devillers
Luik

Comment être stupides à ce point ?


 

Hij die u de Geest verleent

Nogmaals: Hij die u de Geest verleent en onder u machtige daden verricht, doet Hij dat omdat u de wet onderhoudt of omdat u gelovig luistert? Neem nu Abraham: Hij heeft God geloofd en het werd hem als gerechtigheid aangerekend.U ziet dus: mensen die geloven, dat zijn kinderen van Abraham. En aangezien de Schrift voorzag dat God de heidenvolken zou rechtvaardigen door het geloof, heeft zij aan Abraham bij voorbaat het evangelie verkondigd: In u zullen alle volken worden gezegend, zodat de mensen die geloven gezegend worden, samen met Abraham, de gelovige. Want alle mensen die zich op de werken van de wet verlaten, hebben een vloek op zich geladen. Er staat immers geschreven: Vervloekt is ieder die zich niet houdt aan alle voorschriften in het boek van de Wet, en ze niet volbrengt.
Ga 3, 5-10


 Antoinette Van Mossevelde

13-50

In een bijzonder vrije interpretatie van de Schriften neemt Paulus zijn lezers mee naar de stamvader van de joodse geschiedenis, Abraham. Vanuit de actualiteit overweegt hij die geschiedenis als een doorlopende lijn van belofte en zegen vanaf de aartsvader van gelovigen, via de Thora tot en met het evangelie van Jezus Christus. Dit evangelie bevrijdt mensen van de onmogelijke eisen van de wet die hen altijd in de schuld stelt. 

Abraham liet al het bekende en vertrouwde achter en ging op weg, vertrouwend op de belofte van zegen en een talrijk nageslacht. Tot op hoge leeftijd blijft hij kinderloos maar zijn vertrouwen in Gods belofte wankelt niet. En dit vertrouwen wordt niet beschaamd. De man die zonder toekomst leek wordt aartsvader van nazaten, talrijk als de sterren aan de hemel… Het verbond van God met Abraham is een verbond van God met al wie gelooft. 

Maar wat betekent dan toch dit vertrouwen in een onzichtbare, onkenbare God?  We mogen hiervoor in de leer bij vele generaties gelovigen die ons tonen dat het zinnig is te vertrouwen in een liefdevol mysterie, dat mij in het leven gewenst heeft en telkens weer tot leven roept.  

Iemand die mij beter kent dan ik mezelf en mij bemint ondanks mezelf. Die een betrouwbare ruimte is en nabijheid waarin ik vrij en toch geborgen bewegen kan, die mij uitnodigt achter te laten alles wat mij bezet houdt, om open te komen voor eeuwig leven, nu en in de toekomst. Die mij niet voor ongeluk, pijn of verdriet behoedt maar mij in ongeluk, pijn en verdriet blijft dragen. Die mij aanmaant te gaan ook al overvalt onzekerheid mij en overzie ik niet wat komt.  Misschien leren we in deze bijzondere dagen van onzekerheid, lockdown en pandemie, ons leven afstemmen op deze belofte van heil, van genezing en heelwording van onszelf en onze wereld.

 

Antoinette Van Mossevelde
Gent

Comment être stupides à ce point ?


 

Hoe heerlijk de vrijheid van de liefde te herwinnen!

Trouwens, dat niemand door de wet bij God gerechtvaardigd wordt, is duidelijk, want: De rechtvaardige zal door het geloof leven. Welnu, de wet gaat niet uit van het geloof, maar: Hij die deze dingen doet zal daardoor leven. Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door zelf voor ons een vloek te worden – want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die hangt aan het hout – opdat in Christus Jezus de zegen van Abraham over de heidenvolken zou komen, opdat wij de beloofde Geest zouden ontvangen door het geloof.
Ga 3, 11-14


 Marianne Goffoël

14-50

Paulus behandelt hier opnieuw zijn favoriete thema: het contrast – of zelfs de onherleidbare tegenstelling – tussen Wet en geloof, een nogal categorieke manier om de zaak voor te stellen. Enkel het geloof brengt leven.

Deze twee begrippen, geloof en Wet, stellen elke gelovige voor een doortocht, een ‘Paasgebeuren’ dus, in zekere zin. Het gaat om de overgang van een uiterlijke houding, bepaald door de Wet, naar een innerlijke houding, bepaald door het geloof, een overgang van de ‘letter die doodt’ naar de ‘Geest die levend maakt’ (2 Kor 3,6).

Paulus maakt echter een onderscheid tussen wet en geboden, twee begrippen die dicht bij elkaar liggen. Waarom dit onderscheid? Dit is een duidelijke verwijzing naar het Evangelie, waar Jezus spreekt over ‘een nieuw gebod’ (Joh 13,34), namelijk het dubbelgebod van de liefde.

Wat is nu het verschil tussen wet en geboden? Het dubbelgebod van de liefde tot God én tot de naaste verbindt ons op innige wijze met Christus en met de anderen (Lc 10,26). En dit gebod is innerlijk, grift zich in ons hart.

Zoals de psalmist zingt: ‘Verhard uw hart niet, luister heden naar zijn stem’ (Ps 95,7-8). Laten we in ons hart plaats ruimen voor God, de tijd nemen Hem te beluisteren; laat ons de Messias verwelkomen door de ander te onthalen, onze broeder, door kleine, alledaagse gebaren van liefde. Laat ons de doortocht van dood naar leven maken, van een terugplooien op onszelf en onze eigen noden naar de openstelling voor anderen, en het zal niet aan gelegenheden ontbreken om de Gezalfde te ontmoeten.

Op dit pad zal de Geest ‘onze leidsman naar de volle waarheid’ zijn (Joh 16,13). Roepen we Hem aan gedurende deze hele Paastijd, onderweg naar het hoogfeest van Pinksteren.

Marianne Goffoël
 Brussel

Quel bonheur de recouvrer la liberté de l’Amour !


 

Door een belofte

Broeders en zusters, een voorbeeld uit het dagelijkse leven: ook onder de mensen kan niemand een rechtsgeldig testament tenietdoen of wijzigen. Nu zijn de beloften aan Abraham gedaan en aan zijn nageslacht. (Het woord staat in het enkelvoud, niet in het meervoud: ‘en aan uw nageslacht’, en dat nageslacht is Christus.) Ik bedoel dit: een door God bekrachtigd testament wordt niet ontkracht door de wet die vierhonderddertig jaar later is gekomen, zodat de belofte zou komen te vervallen. Als de erfenis afhankelijk was van de wet, dan zou ze het niet zijn van de belofte. Maar God heeft juist door een belofte Abraham zijn genade betoond.
Ga 3, 15-18


 Marcel Braekers

15-50

Paulus laat ons een staaltje rabbijnse argumentatiekunst zien. De centrale idee is dat Gods belofte om zich met de mensen en hun geschiedenis te verbinden niet alleen voor de Joden was bestemd maar voor alle volkeren. De Joden steunden hun uitverkiezing op het feit dat ze de 10 Woorden via Mozes hadden gekregen en in de verdere tijd probeerden die te onderhouden. De Belofte van God gaat echter terug op Abraham die zoveel eeuwen eerder leefde. Daarbij, zo zegt Paulus, deed God die belofte aan Abraham ‘en zijn nageslacht’. Dat is enkelvoud, dus God deed die belofte niet aan een volk maar aan één persoon. Dat kan voor hem alleen Christus zijn. Voor ons misschien een wat vreemde redenering maar typisch rabbijns om op basis van één detail (het woord ‘nageslacht’) een hele redenering op te bouwen.

Voor Paulus was de belofte belangrijker dan de Wet en gaf ze aan de Wet zelfs een eigen betekenis. Belofte en Testament zijn hier synoniem. God tekende een testament met Abraham en alleen God kan dat testament wijzigen, niet mensen. De redenering is wat ingewikkeld, maar wat Paulus wil aantonen is dat de Joden hun chauvinisme van uitverkoren volk moeten opgeven. Via Christus, de erfgenaam van Abraham, is er genade of zegen voor heel de wereld. Dat is voor hem het fantastische, want er is nu een uitweg waarbij alle volken en alle rassen kunnen delen in dezelfde liefde, in dat universele verbond. Paulus overstijgt zo alle bekrompen nationalisme en particularisme en toont een nieuwe weg van grenzeloze liefde.

Marcel Braekers
Brussel

Door een belofte 


 

Voor een levend geloof

Waartoe dient dan de wet? Die is erbij gekomen met het oog op de overtredingen, tot de komst van het nageslacht op wie de belofte betrekking heeft. Ze is uitgevaardigd door engelen door tussenkomst van een middelaar. Maar een middelaar vertegenwoordigt meer dan één persoon, God echter is één. Is de wet dan in strijd met de beloften van God? Dat nooit! Als er een wet gegeven was die het leven kon schenken, dan zou de gerechtigheid inderdaad voortvloeien uit de wet. Maar de Schrift heeft alles opgesloten onder de zonde, zodat de belofte gegeven wordt aan hen die geloven, en wel op grond van het geloof in Jezus Christus.
Ga 3, 19-22


 Claude Sélis

16-50

Ik denk, beste zusters en broeders, dat jullie te veel plaats inruimen voor de Wet. Vooral aangezien jullie die Wet eigenlijk herleid hebben tot een aantal verplichtingen en verboden. Ik begrijp die afwijking best. Het begint steeds met de beste intenties. Jullie willen de Wet ernstig nemen. En daarvoor willen jullie dat de priesters haar vertalen in concrete voorschriften. Zo weten jullie zeker wat te doen of laten om God welgevallig te zijn, zonder zelf nog te hoeven nadenken. Zou ik durven stellen dat de Wet voor jullie eigenlijk een mechanisme is geworden, enerzijds voor een zuiver geweten, anderzijds tot zonde? Dat is echter niet de geest van de Wet die Mozes gegeven heeft. Zijn bedoeling was God aanwezig te stellen onder jullie, in de hele gemeenschap. Vanzelfsprekend voltrekt zich dat in concrete gedragingen. Maar een zuiver formalistische benadering verdraait het van Gods aanwezigheid in de wereld tot een tentoonspreiden van het eigen kunnen.

Bovendien, beste zuster en broeders, hebben jullie die Wet (uiteindelijk maar een tekst) nog wel nodig sinds jullie de Blijde Boodschap van Jezus Christus ontvangen hebben? Sinds jullie de genade te beurt viel een Persoon te ontmoeten, Jeuzs Christus, die de vervulling is van de oude belofte van een verbond met God, en niet zomaar een bemiddelaar ervan, zoals Mozes? Die Jezus vraagt niet een telefoonboek aan voorschriften te respecteren maar om zijn Boodschap te beleven, in geest en waarheid, in alle reeds gekende maar ook in nog onbekende omstandigheden. De wereld kan grondig veranderen binnen enkele decennia, a fortiori binnen enkele eeuwen, als het God belieft. Wat zal de levende trouw aan de basiswaarden van het Evangelie van Jezus Christus betekenen in die nieuwe omstandigheden ? Ziedaar de uitdaging waarvoor wij geplaatst zijn en geplaatst zullen worden!

Claude Sélis
Brussel

 Pour une fidélité vivante


 

Een bron van vreugde

Vóór de komst van het geloof stonden wij onder bewaking van de wet, opgesloten tot het geloof zou worden geopenbaard. De wet is dus voor ons een oppasser geweest tot de komst van Christus, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden door het geloof. Maar nu het geloof is gekomen, staan wij niet langer onder de oppasser. Want u bent allemaal kinderen van God door het geloof, in Christus Jezus.
Ga 3, 23-26


 Tommy Vandendriessche

17-50

Voor hedendaagse oren klinkt het woord ‘wet’ misschien onsympathiek? Heeft het er mee te maken dat we veel nadruk leggen op individualiteit? We beseffen dat wetten noodzakelijk zijn maar enthousiast worden we er niet van.  Het lijkt alsof Paulus ons bevestigt in dit aanvoelen. Om te begrijpen wat Paulus wilde uitdrukken moet je zijn geschriften echter in één grote beweging doorlezen. Zijn gedachtengang ontvouwt zich vaak dialectisch waarbij hij het ene moment iets beweert, om daarna het  tegendeel te beweren om uiteindelijk tot een conclusie te komen op een dieper niveau. 

In het evangelie lezen we dat het Jezus helemaal niet te doen was om de Wet af te schaffen, maar wel om ze te vervullen (Mt. 5, 17-19). Het woord ‘wet’ geeft ook niet helemaal weer wat in de Schrift verstaan wordt onder Thora. Thora kan je vertalen als ‘wet’ maar ook als ‘levenonderrricht’, ‘richtingaanwijzer’, ‘weg ten leven’. De Thora wordt  in psalmen, op lyrische wijze, bezongen als een bron van vreugde: “(…) zoeter dan honing, dan honing zo uit de raat.” (Ps. 19, 11)

Wat motiveert Paulus, met beide voeten in de overlevering van het Eerste Testament, dan toch om  zo’n harde woorden uit te spreken over de Wet? Merk wel op dat Paulus later in de Galatenbrief (5,14) zal schrijven: ‘Want de hele Wet is vervat in dit ene woord: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.” En dit is een haast letterlijke citaat uit het boek Leviticus in het Eerste Testament (Lev. 19,18). Het gaat dus om een verstaan van de Wet op een dieper niveau. De Thora is een weg ten leven. Wie op weg gaat neemt risico’s, de risico’s van de liefde.  Hiervoor kun je geen levensverzekering afsluiten. Die woorden mogen we lezen als tot ons gericht.

Tommy Vandendriessche
Roeselare

Une source de joie


 

Een revolutie

Want allemaal bent u in Christus gedoopt, met Christus bekleed. Er is geen Jood of Griek meer, er is geen slaaf of vrije, het is niet man en vrouw: u bent allemaal één in Christus Jezus. Maar als u bij Christus hoort, dan bent u ook nageslacht van Abraham, erfgenamen overeenkomstig de belofte.
Ga 3, 27-29


Myriam Tonus

18-50

Paulus verlegt in zijn lofzang op de bevrijding zoveel mogelijk de grenzen. Het zijn niet langer alleen de religieuze verplichtingen waarvan we zijn bevrijd, maar ook van elke verdeeldheid die bestaat in alle samenlevingen die zonder meer de macht van sommige mensen over andere rechtvaardigen. In de tijd van de apostel wordt iedereen geacht zijn plaats in te nemen: mannen en vrouwen, slaven en vrije mannen, Joden en niet-Joden. De verhoudingen worden namelijk gekenmerkt door overheersing : de man is het hoofd van de vrouw (Paulus zal zich dit herinneren in zijn brief aan de Efeziërs), de meester heeft gezag over de slaaf, een Jood is superieur aan een niet-Jood. Dit kan niet ter discussie worden gesteld, en niemand denkt eraan om het aan te vechten. En hier lijkt Paul al deze verschillen met één woord te wissen! Betekent dit dat in Christus alle mensen hetzelfde zijn? Helemaal niet.

Paulus prijst herhaaldelijk de diversiteit in de gemeenschappen. Wat hij hier verkondigt is niets minder dan het einde van relaties van overheersing. Met andere woorden, hij zet gelijkheid aan de horizon. Nog geen gelijkheid van rechten: in de eerste eeuw zijn we nog steeds in zeer hiërarchische vormen van de samenleving. Maar om te beweren dat ongelijkheden in status niet langer het gedrag van macht en overheersing kunnen rechtvaardigen is echt revolutionair!  Dat agape - die onvoorwaardelijke liefde gebracht door Christus - circuleert tussen man en vrouw, meester en slaaf, Jood en heiden, dat is zoveel als de orde van de wereld omver werpen. En dit is wat Paulus zelf in praktijk brengt in zijn leven: hij zet zijn vrouwelijke medewerkers op het voorplan (jawel !); hij beschouwt Onesimus, een weggelopen slaaf, als zijn broer; zijn dierbare gemeenschappen bestaan uit bekeerde heidenen. Zelf bevrijd door Christus, verkondigt hij nu de bevrijding onder de mensen. De ongehoorde aard van deze verkondiging blijft brandend actueel !.

Myriam Tonus
Dampremy

Une révolution

De volheid van onze tijd

Ik bedoel dit: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij heer van alles is; maar hij staat onder voogden en beheerders tot het tijdstip dat door zijn vader is bepaald. Zo waren ook wij slaven zolang we onmondig waren, onderworpen aan de machten van de kosmos. Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God zijn Zoon gezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen die onder de wet stonden vrij te kopen, opdat wij de rang van zonen zouden krijgen..
Ga 4, 1-5


Zr Mary Amatha Müller

19-50

In de geschiedenis van het heelal kunnen we heel wat ‘grote’ momenten onderscheiden:  de Schepping, de Uittocht uit Egypte, de Menswording, de Verlossing. Te midden van die grote momenten is er de volheid, de vervulling van de tijd, toen God ons zijn Zoon heeft gezonden. Maar er bestaat ook een volheid, een vervulling van onze eigen tijd: ons doopsel, een groot moment van bekering of inzicht in iets belangrijks, het moment waarop Jezus ons heel nabijkomt en onze levens voorgoed verandert. Hij komt op dit eigenste moment, het ‘nu’ van ons leven om ons te redden en ons op te voeden als kinderen van God. Die identiteit van ons, als kinderen Gods, wordt dikwijls vergeten of raken we kwijt, zodat we net als slaven leven, ‘onderworpen aan de machten van de kosmos’, verslaafd aan allerhande tijdelijke pleziertjes die nooit genoeg zijn om aan onze oneindige verlangens te voldoen.

Op de lijst met grote tijdsmomenten wordt er een soms vergeten: de Parousie of de Wederkomst van Christus, wanneer ‘alles in allen’ zal zijn (1 Kor 15,28). Wij leven in de tijd tussen de Verlossing en de Wederkomst. Een tijd die is als een lege bladzijde, en die in ieder van ons de vraag oproept: wat wil jij neerschrijven? Hoe zal je nu als zoon of dochter van de Hemelse Koning leven? Het nu, het heden, is de volheid, de vervulling van onze tijd, en daarom vragen we ook aan de Vrouw uit wie de Zoon geboren werd voor ons te bidden op de twee belangrijkste momenten van ons leven: ‘nu, en in het uur van onze dood. Amen.’

Zr Mary Amatha Müller
Sittard (Nl)

Une révolution