In het spoor van Ananias

Anton Milh
Derde zondag van Pasen

In het spoor van Ananias
Hand, 9,1-19

Saulus ging nog altijd fel te keer en bedreigde de leerlingen van de Heer met de dood. Hij wendde zich tot de hogeprieste en vroeg hem brieven voor de synagogen in Damascus, zodat hij aanhangers van de weg die hij daar zou vinden, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en naar Jeruzalem overbrengen Hij was op weg en naderde Damascus al, toen hem plotseling een hemels licht omstraalde.   Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij? Hij zei: ‘Wie bent U dan, Heer?’

Deze antwoordde: ‘Ik ben Jezus die jij vervolgt Kom, sta op en ga de stad binnen. Daar zal je gezegd worden wat je doen moet. Zijn reisgenoten stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand. Saulus stond op van de grond, maar hoewel hij zijn ogen open had kon hij niets zien. Ze namen hem dus bij de hand en brachten hem zo Damascus binnen. En het duurde drie dagen dat hij niet kon zien en niet at of dronk. Nu was er in Damascus een leerling die Ananias heette. De Heer zei in een visioen tegen hem: ‘Ananias!’ en hij antwoordde: ‘Hier ben ik, Heer.’ Daarop zei de Heer tegen hem: ‘Sta op en ga naar de Rechte Straat en vraag in het huis van Judas naar iemand uit Tarsus die Saulus heet. Hij is nu juist in gebed en heeft in een visioen gezien hoe iemand met de naam Ananias binnenkomt en hem de handen oplegt, zodat hij weer kan zien.’ Hierop zei Ananias: ‘Heer, ik heb al van veel kanten gehoord hoeveel kwaad deze man uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan. Ook hier beschikt hij over een machtiging van de hogepriesters om ieder die uw naam aanroept gevangen te nemen.’ Maar de Heer zei tegen hem: ‘Ga, want deze man is het instrument dat Ik gekozen heb om mijn naam hoog te houden onder de volken en hun koningen en onder de Israëlieten. Ik zal hem namelijk laten zien hoeveel hij moet lijden omwille van mijn naam.’ Ananias vertrok, ging het huis binnen en legde hem de handen op. ‘Saul, broeder,’ zei hij, ‘de Heer heeft mij gestuurd – Jezus, die je onderweg hierheen is verschenen – opdat je weer kunt zien en vervuld wordt van heilige Geest.’ Meteen vielen hem als het ware de schellen van de ogen. Hij kon weer zien, stond op en liet zich dopen. Hij at iets om weer op krachten te komen. Hij was enkele dagen bij de leerlingen in Damascus

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

0
Shares