50 jours pour vivre le temps pascal

Ik geef eeuwig leven aan mijn schapen…

Version française ci-dessous

Marie-Jeanne Dylst

Bij Johannes 10,22-24 lezen wij dat Jezus deze woorden zegt als Hij in Jeruzalem is, in de tempel en  ze hem vragen of Hij de Messias is…  

“Als u de Messias bent, zeg het ons dan ronduit.” (Johannes 10, 24). Jezus antwoordt, maar zonder het woord Messias te gebruiken, dat bij zijn toehoorders nogal geladen is met heel wat verschillende verwachtingen.  

Hij gebruikt het beeld van de herder, de traditionele figuur van de Davidische Messias.  

De tijdgenoten van Jezus waren vertrouwd met het beeld van een herder… 

Voor ons is dat veel minder vertrouwd… het is belangrijk te weten welk beeld zij hadden van een herder… 

Er waren in Jezus’ tijd veel herders, ’s nachts dreven zij hun schapen allemaal samen in een gemeenschappelijke schaapskooi, een afsluiting in open lucht en de uitgang werd dan bewaakt door de nachtwachter. 

 ‘s Morgens roept dan elke herder op zijn schapen en de schapen herkennen hun herder aan zijn stem, zij komen naar buiten en zij volgen hem.  

Hij trekt voor hen uit en gaat op zoek naar grazige weiden zoals wij beluisteren in Psalm 23 

Ze herkennen hem aan zijn stem… 

Is het jou ook al eens overkomen?? 

Dat iemand zegt ik had je onmiddellijk herkend aan je stem … 

Een stem heeft een eigen kleur en timbre. Een warme stem schenkt rust en vertrouwen. 
Ik luister …die stem trekt me aan! 

Ook Jezus spreekt over zijn stem. “Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze. 
Zij volgen Mij en Ik geef hun eeuwig leven. ”  

Wat treft bij het beeld van dit type Messias, is dat de verhouding tussen de herder en de schapen gefundeerd is op een persoonlijke basis.  

Het schaap moet zijn herder herkennen om hem te kunnen volgen.  

De stem van de herder wekt voldoende vertrouwen op om hem te volgen waar hij ook gaat. Die herder roept zijn schapen, niet dwingend, hij gaat voorop en ze volgen hem in vertrouwen.  

De relatie is wederzijds: de schapen kennen hun herder en de herder kent zijn schapen.  

Jezus kent ons. Hij kent ons door en door en bemint ieder van ons.  

Het doet ons deugd als we gekend zijn of als men ons herkent. 

Jezus kent ons, roept ons en gaat ons voor zodat wij hem kunnen volgen. 
Het is een kwestie van vertrouwen, van overgave.  

Jezus dwingt niet, hij nodigt uit …!  

Als ik, in alle vrijheid, kies om hem te volgen dan is dat wel niet zonder consequenties.  

Hij vraagt ons “Heb elkaar lief, zoals ik jullie heb liefgehad!”.  

In zijn liefde voor ons gaat Jezus tot het geven van zijn leven:  

zijn liefde betrekt het diepste van zijn wezen en laat hem ons kennen in ons diepste wezen.  

Wij volgen hem omdat we ons door hem gekend weten, bemind weten.  

Die Messias-herder die voor de kudde uit gaat, noemt zijn kudde: “Zij, die Gij mij gegeven hebt” (Johannes 17,24). Hij eigent zich niet de minste machtspositie toe: de schapen zijn niet van hem, zijn Vader heeft ze hem toevertrouwd.  

Zijn kudde is een genadegave van de Vader. 

Jezus als Messias erkennen en hem volgen, is ook voor ons een genadegave van God onze Vader. 

God vertrouwt ons ‘het herder voor elkaar zijn” toe. 

Herder mogen zijn voor elkaar, is een levensopdracht!  

Het is zoals Wim Holterman osfs, het zo mooi verwoordt 

Herder zijn is geen sinecure, niet iets van ‘zomaar even doen’. 
Het vraagt om trouwe nabijheid, om zorgzame vastberadenheid. 
Een herder ziet de ander aan met ogen van respect en behoud. 
Hij gunt alle goeds en schept daarvoor voorwaarden. 
Hij stuurt naar grazige weiden, naar leven in overvloed,
naar recht en vrede zonder einde. 
Een herder laat niemand vallen.
Hij is er als een stut en steun in goede en in kwade dagen. 
Hij geeft van zijn leven, van zijn liefde en solidariteit. 
Hij is een mens uit één stuk, begaan met mens en wereld, in Gods naam.
Wij worden allen geroepen om elkaars herder en hoeder te worden, 
om van ons leven te geven voor andermans geluk en toekomst. 
De enige Goede Herder is daartoe ons Voorbeeld, onze Bron van inspiratie. 
Hij nodigt ons uit te leven in trouw aan de mensen en aan God, ons leven lang. 

En dan zegt psalm 23: 

“Zelfs als ik door het dal van de dood moet gaan,
wijst Hij mij de weg.
Nooit laat Hij mij alleen.” 
 Laten we daar op vertrouwen en Hem in overgave volgen! 

 Lezingen van de dag:

  • Hand.13, 14.43-52: Paulus richt zich tot de heidenen
  • Apoc.7, 9.14b-17: Het Lam zal hen weiden en voeren naar de waterbronnen
  • Joh.10, 27-30: Ik geef eeuwig leven aan mijn schapen


Je donne la vie éternelle à mes brebis...

Marie-Jeanne Dylst

"Si tu es le Messie, dis-le-nous franchement" (Jean 10, 24). A cette question, Jésus répond, mais sans utiliser le mot Messie. Il utilise plutôt l'image du berger, figure traditionnelle du Messie davidique. À l'époque de Jésus, il y avait de nombreux bergers. La nuit, ils rassemblaient leurs moutons dans une bergerie commune, un enclos à ciel ouvert dont la sortie était gardée par un veilleur de nuit. Le matin, chaque berger appelait ses brebis et les brebis reconnaissaient leur berger à sa voix, elles sortaient et le suivaient. Le berger marche devant ses brebis. Il les précède et cherche des pâturages, comme nous le lisons dans le psaume 23.  
Les brebis le reconnaissent donc à sa voix... 

Cela ne nous est-il pas déjà arrivé ? 

Que quelqu'un nous reconnaisse immédiatement par notre voix... 

Chaque voix a sa propre couleur et son propre timbre.  
Une voix chaleureuse donne la paix et la confiance. 

Nous l’écoutons... Elle nous attire… 

Jésus parle aussi de sa voix. « Mes brebis écoutent ma voix et je les connais. Elles me suivent et je leur donne la vie éternelle. » Ce qui est frappant dans cette image, c'est que la relation entre le berger et ses brebis est basée sur une relation personnelle. Les brebis doivent en effet reconnaître leur berger pour le suivre. Le berger appelle ses brebis, sans les forcer. Il montre le chemin et elles le suivent en toute confiance. La relation est mutuelle : les brebis connaissent leur berger et le berger connaît ses brebis. De même, Jésus nous connaît. Il nous connaît plus que nous-mêmes, et aime chacun d'entre nous. Ne sommes-nous pas d’ailleurs heureux lorsque nous sommes connus ou reconnus ? Jésus nous connaît, nous appelle et nous précède pour que nous puissions le suivre. C'est une question de confiance, d'abandon. Jésus ne force jamais, il invite !  

Si nous choisissons, en toute liberté, de le suivre, cela n'est pas sans conséquences, puisqu’il nous commande : "Aimez-vous les uns les autres comme je vous ai aimés". Dans son amour pour nous, Jésus va jusqu'à donner sa vie. Son amour implique la partie la plus profonde de notre être. Nous le suivons parce que nous nous savons aimés par lui. Le berger marche devant le troupeau appelle son troupeau : "Ceux que tu m'as donnés" (Jean 17,24). Il ne revendique pas la moindre position de pouvoir : les brebis ne sont pas à lui. C’est le Père qui les lui confie. Son troupeau est un don de la grâce du Père. Reconnaître Jésus comme Messie et le suivre est aussi un don. Dieu nous confie le soin d' « être des bergers les uns pour les autre », la tâche de vie ! Comme l’écrit si bien Wim Holterman, osfs 

Être berger n'est pas une sinécure,  
ce n'est pas quelque chose que l'on peut "faire tout seul".  
Cela exige une proximité fidèle, une détermination bienveillante.
Un berger regarde l'autre avec les yeux du respect et de l’attention.
Il accorde toutes les bonnes choses et en crée les conditions.
Il conduit vers les prairies, vers la vie en abondance,
Vers la justice et à la paix sans fin.
Un berger ne laisse personne tomber.
Il est là pour soutenir et réconforter dans les bons et les mauvais jours.
Il donne de sa vie, de son amour et de sa solidarité.
Il est préoccupé par chacun, et par l'humanité entière.
Nous sommes tous appelés à devenir des bergers et des gardiens les uns des autres. À donner de notre vie pour le bonheur des autres.
L'unique Pasteur est notre modèle et notre source d'inspiration.
Il nous invite à vivre dans la fidélité tout au long de notre vie. 

Le psaume 23 nous le rappelle : "Le Seigneur est mon berger : je ne manque de rien. Si je traverse les ravins de la mort, je ne crains aucun mal, car tu es avec moi : ton bâton me guide et me rassure." 

Ayons confiance et suivons-le ! 

Lectures du jour :

  • 1re lect. : Ac 13, 14.43-52
  • Ps : 99, 1-2, 3, 5 
  • 2e lect. : Ap 7, 9.14b-17 
  • Évangile : Jn 10, 27-30

Crédit photo : iStock / pidjoe

0
Shares