Nederlandse versie hieronder
Myriam Tonus
"Fais-moi la grâce de ta loi" (Ps 119, 29b)
Loi, commandement, préceptes : autant de mots qui sonnent mal à nos oreilles d’hommes et de femmes épris de liberté, rétifs à tout pouvoir de domination. Si Dieu enferme nos vies dans un ensemble de prescriptions, si notre rapport à lui est placé sous le signe de l’obéissance et de la soumission, alors comment le voir autrement que comme un parent abusif, un créateur jaloux tel que le décrit… le serpent au livre de la Genèse ?
Mais pourquoi croyons-nous le serpent ? Il ment à Ève. Son discours est séduisant mais pervers. Les « interdits » du Père, ce qui se « dit entre » lui et nous, ce sont des garde-fous. En chacun de nos ego sommeillent des germes de convoitise, de violence, d’indifférence... Germes mortifères qui nous font emprunter, au quotidien, des chemins qui se révèlent de douloureuses et vaines impasses. Le péché, dans la Bible, est au sens premier, une errance…
Tendons l’oreille. Oublions ce que nous croyons savoir et écoutons. Dès le premier testament, la Loi est présentée comme… chemin, chemin qui mène à une vie en plénitude. Les « commandements » sont des Paroles offertes pour que nous ne nous perdions pas, pour que nous osions croire que notre être peut être habité par la puissance du Souffle qui habitait Jésus. La Loi est une grâce, c'est-à-dire un cadeau et non un carcan. Et Celui qui nous en fait don est infiniment plus et autre qu’un simple distributeur de bienfaits, tout juste bon à combler nos besoins immédiats.
Jésus, Parole qui a pris chair afin que nous puissions la reconnaître, n’est pas venu abolir la Loi mais au contraire nous faire goûter, toucher, voir, sentir quelles merveilles elle déploie dans le cœur de celui, celle qui l’accueille pour ce qu’elle est : un don de Vie, le signe qu’avant que nous ne croyions en Dieu, c’est Lui qui croit en l’humain, en tout humain, et qu’Il le veut debout, vivant. Étienne, habité de cette grâce avait le « visage d’un ange » : il était pleinement messager. Osons-nous croire que Dieu croit en nous au point de nous confier le soin d’être aujourd’hui son visage ?
- 1re lect. : Ac 6, 8-15
- Ps : 118, 23-24, 26-27, 29-30
- Évangile : Jn 6, 22-29
De slang liegt !
Myriam Tonus
"Leer mij genadig uw wet" (Ps 119, 29b)
Wet, gebod, voorschriften: het zijn woorden die slecht klinken in onze oren. Als mannen en vrouwen die de vrijheid liefhebben, verzetten wij ons tegen elke vorm van overheersing. En als God ons leven dan vat in een reeks voorschriften, als onze relatie met Hem in het teken staat van gehoorzaamheid en onderwerping, hoe kunnen we Hem dan anders zien dan als een slechte ouder, een jaloerse schepper, zoals de slang Hem voorstelt in het boek Genesis?
Maar waarom geloven we de slang? Zij liegt tegen Eva. Haar woorden zijn verleidelijk maar pervers. Want de "verboden" van de Vader, wat tussen Hem en ons "gezegd" wordt, zijn er om ons te beschermen. In elk van ons liggen de zaden van hebzucht, geweld, onverschilligheid... Het zijn dodelijke ziektekiemen die ons in ons dagelijks leven op een pijnlijk en zinloos pad brengen. Zonde is in de Bijbel in de eerste plaats een dwaling...
Laten we nu vergeten wat we denken te weten en luisteren. Vanaf het eerste testament, wordt de wet voorgesteld als... een pad, een pad dat leidt naar een leven in volheid. De "geboden" zijn woorden die ons worden aangereikt opdat wij onszelf niet zouden verliezen, opdat wij zouden durven geloven dat wij kunnen worden bewoond door de kracht van de Adem die in Jezus woonde. De wet is een genade, dat wil zeggen, een geschenk, geen keurslijf. En Hij die ons die wet geeft is oneindig veel meer en anders dan een eenvoudige verdeler van weldaden, goed voor het vervullen van onze onmiddellijke behoeften.
Jezus, het Woord dat vlees is geworden opdat wij het zouden herkennen, is niet gekomen om de Wet af te schaffen, maar integendeel om ons te laten proeven, raken, zien en voelen welke wonderen die wet ontplooit in het hart van degene die haar aanvaardt voor wat zij is: een geschenk van Leven, het teken dat God, voordat wij in Hem geloven, gelooft in iedere mens, het teken dat Hij wil dat wij rechtop staan, dat wij leven. Stefanus, vervuld van deze genade, had het "gelaat van een engel": hij was ten volle een boodschapper van God.
Durven wij geloven dat God zo in ons gelooft, dat Hij ons vandaag de taak toevertrouwt zijn gezicht te zijn?
- Hand.6, 8-15: Vals getuigenis tegen Stefanus
- Joh.6, 22-29: Jezus aan de overkant van het meer
Crédit photo : iStock / vvvita